Binnen de politiediensten worden we steeds vaker geconfronteerd met maatregelen die rechtstreeks ingrijpen op het welzijn en de werkomstandigheden van onze mensen. Maatregelen die bovendien worden doorgevoerd zonder ernstig sociaal overleg, zonder inspraak, zonder respect. Terwijl de effecten nu al voelbaar zijn op het terrein, blijft het stil aan de andere kant van de tafel.
Onlangs zagen we hoe de mensen van Justitie in actie kwamen: 4000 veroordeelden werden aangeschreven om onmiddellijk hun straf uit te zitten, als protest tegen het opschorten van de indexering van de hoogste pensioenen. Het signaal was duidelijk én werd gehoord. Zij werden prompt ontvangen op het kabinet van minister Jambon én minister Verlinden. Dat roept bij ons de terechte vraag op: waarom worden zij wel gehoord, en wij niet?
We kunnen daar niet omheen. Het verschil in respons voedt het gevoel van ‘klassejustitie’. Mogen we dan niet spreken van een systeem waarin sommigen sneller toegang krijgen tot politieke oren, terwijl anderen blijven roepen in de woestijn?
Toch moeten we ook de hand in eigen boezem durven steken. Want wat Justitie ook toont, is dat men daar aan hetzelfde zeel trekt. Men toont solidariteit, één lijn, één boodschap. Dat contrast met de geïntegreerde politie is schrijnend. Bij ons kijkt te vaak iedereen naar zijn eigen stuk van de taart: de federale versus de lokale politie, de hiërarchie versus het terrein. Het geheel wordt uit het oog verloren. Misschien is daar ook werk aan. Misschien moeten wij, als politieorganisatie, leren om eerst intern sterker te staan — en dat begint bovenaan.
Het NSPV roept daarom op tot een dubbele beweging: politieke rechtvaardigheid en interne solidariteit. Wij verdienen net als Justitie een plaats aan tafel. Maar we moeten ook durven tonen dat we als korps één stem kunnen vormen. Alleen zo kunnen we een vuist maken. Alleen zo komt er respect.