In uitvoering van het engagement genomen door de eerste minister tijdens het onderhoud met de politievakbonden op 27 april, zal het kernkabinet op vrijdag 8 mei het voorstel van tweede overgangsmaatregel voor de politiepensioenen opnieuw evalueren. Wat houdt dit in?

Zoals al uitvoerig toegelicht opent de tweede overgangsmaatregel het recht (enkel voor zij die vroeger een preferentiële pensioenleeftijd hadden beneden 60 jaar) om vanaf de leeftijd van 58 jaar met (betaalde) non-activiteit te gaan voorafgaand aan het vervroegd pensioen (dat zich nu nog situeert tussen 60 en 62 jaar) voor zover er aan ten minste 2 grote voorwaarden is voldaan:

  1. Op datum van de aanvang van de non-activiteit nog ten hoogste 4 jaar verwijderd zijn van het recht op vervroegd pensioen ;
  2. Tussen 11 juli 2015 en uiterlijk 31 december 2019 de oorspronkelijke preferentiële pensioenleeftijd van 54, 56 of 58 jaar bereiken, of, op 11 juli 2015 ten minste 33,5 jaren dienstanciënniteit in de openbare sector tellen.

Op vraag van de politievakbonden was voormelde regeling al jaarlijks verlengbaar vanaf 1 januari 2020.
Toch bleven er nog 2 bezorgdheden over :

  1. Hoelang blijft de uitstap op 58 jaar gegarandeerd eens de vervroegde pensioenleeftijd van 62 naar 63 jaar is verhoogd ?
  2. Zal de verlenging van het systeem na 2019 niet zonder voorwerp zijn indien de pensioenhervorming dan is afgerond ?
    In dat geval dreigen immers de politieleden (opnieuw) van de ene dag op de andere met een (voor sommigen al tweede) verhoging van de pensioenleeftijd te worden geconfronteerd.

De premier begreep onze bekommernissen en vatte zijn standpunt samen als volgt :

  1. Deze regering wil de sociale dialoog verder zetten met de politiebonden en streeft bij voorkeur een akkoord na;
  2. Politie is een specifiek beroep en dat rechtvaardigt een vervroegde uitstap ;
  3. Een regeling van vervroegde uitstap dient voor het personeel voldoende stabiliteit te brengen en voldoende op voorhand kenbaar te zijn (zodat eenieder zijn loopbaaneinde daarop kan afstemmen) ;
  4. Een regeling dient zich te situeren binnen het globaal pensioenhervormingsplan.

Aan de hand van die principes zal het kernkabinet evalueren of verdere bijsturingen nodig zijn aan de huidige overgangsmaatregel. Nadien zullen de onderhandelingen op zeer korte termijn worden hervat en worden afgerond.

Gert Cockx
Nationaal voorzitter